Stem gift af op mineralisatie en gewasbehoefte
De aardappelen in het zuidoostelijk deel van Nederland zijn dit jaar gemiddeld niet alleen wat later gepoot, maar door de, tot in mei aanhoudende kou, vooral later boven gekomen. De vroeg gepote aardappelen waren er net voor half mei, de latere pas vanaf 20 mei. Dit is gemiddeld 10-14 dagen later dan normaal. Door de huidige warmte is de groei nu wel versneld; de vroege hebben al knolzetting, de latere zitten nog in de fase van stoloonvorming. Wat betekent dit voor de overbemesting?
Veelal hebben de aardappelen een basisbemesting gehad met organische mest (30-40m3 rundveedrijfmest) en een beperkte kunstmestgift met 50-60 kg N bij of kort na het poten. Daarmee kan het gewas normaal toe tot in of einde bloei. Vanaf de periode van knolgroei is een aanvullende bemesting nodig. Raadpleeg voor de hoogte hiervan altijd uw bemestingsplan. De gift is namelijk afhankelijk van vele factoren, zoals:
- Voorvrucht – groenbemesters leveren 10-30 kg N / gescheurd gras 25 kg N per jaar gras tot max.100 kg
- Bemestingsverleden perceel, is er veel organische mest gereden of maar matig
- Organisch stofgehalte van de grond
Standaard overal een gelijke gift geven is zelden goed, stem deze daarom af op bovenstaande factoren of bepaal via extra metingen de huidige toestand van het gewas. Dit kan door zelf of via Nova Crop Control bladsap metingen te doen, een bijbemestingsonderzoek via onder andere Eurofins uit te laten voeren, of via metingen met een sensorsysteem op de trekker/spuit. Het voordeel van de meetsystemen in vergelijking met een visuele waarneming van de kleur van het gewas, is dat je eerder weet hoe het gewas er voor staat. Met een bladsap meting of grondmonster wordt ook de kali-toestand meegenomen.
Geeft de uitslag van de metingen aan dat er sprake is van een wat lagere voorraad, dan heeft het de voorkeur de overbemesting te splitsen in 2 kleinere giften (bijv. 2 x 100-150 KAS). De kans op verlies door uitspoeling wordt hiermee verkleind en er is stapsgewijs beter in te spelen op de mineralisatie en behoefte van het gewas. Ook vanwege de late ontwikkeling van de gewassen is het wenselijk de hoogte van de giften te beperken. Wordt er nu namelijk te snel een te grote gift gegeven, dan wordt vooral de bladontwikkeling gestimuleerd en de knolgroei vertraagd. Dit verlaat de gewasgroei en geeft meer kans op te lage onderwatergewichten aan het einde van het seizoen. Is er overigens sprake van een situatie waarin het betreffende gewas niet beregend kan worden, dan is het advies de gift in één keer te geven.
Bron: Delphy