Aangescherpte Normen en Groenbemesters: Wat U Moet Weten
Vanwege de aangescherpte normen kan er dit jaar in het algemeen minder bemesting worden toegepast als dat misschien gebruikelijk was! Een belangrijke aanscherping is dat de N-norm van de groenbemester alleen mag worden meegenomen als de groenbemester tot 1 februari blijft staan. Dit betekent dus dat deze N-norm voor telers op zware grond en geen NKG, niet mogelijk is.
Nu de graanoogst aan de vroege kant lijkt te worden, is er ook een mogelijkheid om een grasgroenbemester in te zaaien en deze op te geven als tijdelijk grasland. Uiteraard kan dit ook bij andere vroege gewassen die vóór 15 augustus geoogst worden zoals tulpen, conserven, winter- en plantuien, vroege aardappelen, etc. Om dan mee te doen aan de 95 kg N norm, moet de groenbemester uiterlijk op 15 augustus gezaaid worden en minimaal tot 15 oktober blijven staan. Heeft u gras als onderzaai in graan, dan telt deze vanaf het moment van oogsten mee. Let op: tijdelijk grasland telt alleen mee als u kunt bewijzen dat het gras gebruikt is voor voederdoeleinden. Er moet dus gemaaid worden, en het gras dient gehooid, gehakseld, gedroogd, gekuild te worden en met facturen of voorraden kunt u aantonen dat het gras als veevoeder gediend heeft. Redt u het niet om het gras vóór 16 augustus in te zaaien, dan wordt de norm verlaagd naar 30 kg N.
Een bijkomend voordeel van een grasgroenbemester is dat er nog een keer met herbiciden (groeistoffen) kan worden gespoten tegen wortelonkruiden. Ook is een grasgroenbemester als tijdelijk grasland voor veel telers een mogelijkheid om toch met een stikstofnorm de organischestofvoorziening te verbeteren. Op de lichtere zavelgronden is het vanwege de vrijlevende aaltjes (o.a. trichodorus) echter minder verstandig om voor gras te kiezen. Ook is er bij de keuze voor gras een grotere kans op bodeminsecten (bijv. ritnaalden).
Let op: valt het perceel onder een NV-gebied, dan gaat van de genoemde N-norm nog 5% af.
Bron: Delphy